Als je een verhaal schrijft, kruip je met je pen en papier in een bepaalde rol: de vertellersrol. Jij bent degene die bepaalt welke informatie je lezer krijgt. Het idee, de inhoud, structuur en stijl van het verhaal: alles bepaal jij.

In de narratologie – verteltheorie – noemt men deze rol de vertelinstantie, de organisator van het verhaal. We onderscheiden vier soorten vertelinstantie. Ze zijn alle vier op een bepaalde manier onecht, op één na.

1. De alwetende verteller

De alwetende verteller bestaat inderdaad enkel in theorie. Hij is onderdeel van de gebeurtenis die hij vertelt en heeft er het volledige overzicht over.  Dat is in de praktijk volstrekt onmogelijk. Tegelijkertijd en anderzijds is het absurd dat iemand verteller is van een gebeurtenis waarvan hij géén deel heeft uitgemaakt. De alwetende verteller kun je daarom zien als de schepper, de god van een gebeurtenis.

Als je de rol van alwetende verteller op je neemt, suggereer je op de hoogte te zijn van alle ter zake doende details van een situatie. Je kent alle omstandigheden en ook de drijfveren van de personages. Vaak richt je je tot de lezer. Zo lijkt het of je je baseert op een bestaande relatie tussen jou en je lezer. Bij voordracht werkt dit goed. Maar in werkelijkheid ben jij de schepper en regisseur van je verhaal én de band met je lezer/toehoorder.

2. De personale verteller

De personale verteller bestaat eveneens uitsluitend in theorie. Het is nog nooit een menselijk wezen gelukt om in hoofd, ziel en ervaring van iemand anders te kruipen en van daaruit verslag te doen van een gebeurtenis die deze persoon heeft meegemaakt.

Jij als schrijver weet echter zodanig veel van je personages dat je hun belevenissen vanuit hun gezichtspunt en hun gevoel kunt beschrijven.
Als personale verteller verplaats je je dus in de personages die je beschrijft. In feite neem je dan de rol van ik-verteller op je, maar je geeft er de vorm aan van een hij of een zij.

3. De ik-verteller

De ik-verteller is de enige bonafide verteller. Iemand maakt iets mee en vertelt daarover. Uiteraard is het een subjectief verhaal – maar dat zijn alle verhalen.
Ook kun je als ik-verteller je lezer om de tuin leiden en hem in de door jou gewenste richting duwen. Daardoor word je een onbetrouwbare verteller, maar zelfs dan staat de ik-verteller op zichzelf het dichtst bij een verhaal. De ik-verteller kun je inzetten bij zowel waar gebeurde als verzonnen verhalen.

4. De jij-verteller

De jij-verteller is geen verteller. Wanneer een verhaal verteld wordt in de jij-vorm, is het meer een brief, een notitie of een neergeschreven gesprek. Een voorbeeld:

Weet je nog, het was mei, we gingen naar het circus. Je zei: ‘Wie had kunnen denken dat dit ons laatste uitje zou zijn?’ En je glimlachte. 

Dan voel je dat hier iets niet klopt … iemand kan niet naar het circus wandelen en op dat moment aan een tweede personage vertellen wat nog gebeuren moet (wat wel kan bij al de andere vertellers). Daarom is het jij-perspectief ongeschikt voor een vertelling.