Voor de constructie van een verhaal heb je een plot nodig. Maar wat is een plot en hoe bouw je het? Simpel gezegd werk je in een plot alle verwikkelingen van een verhaal uit: het ene voorval leidt tot het andere en alle voorvallen tezamen zijn het plot.

Plots kennen enkele cruciale aspecten die je bijna als natuurwetten kunt beschouwen. Zeven ervan zetten we in de komende twee artikelen op een rij.  In het eerste artikel gaan we in op een stukje theorie:

* het verschil tussen story en plot,
* oppervlakte- en dieptestructuur,
* ordening,
* thematiek.

In het tweede artikel geven we concrete plotschema’s.

Het verschil tussen story en plot
Story en plot zijn twee kanten van een medaille. Ze hebben beide betrekking op het verloop van het verhaal, maar er is een groot verschil. Een story geeft de gebeurtenissen sec en chronologisch weer en een plot gaat de diepte in met nuanceringen omtrent persoonlijke omstandigheden, motivaties, argumenten, gevoelens, flash-backs, flash-forwards en wat er verder toe doet bij een (hoofd)personage.

Een story vertelt dus wat een personage beleeft en het plot gaat in op het hoe en waarom.

Oppervlakte- en dieptestructuur
In aansluiting op het bovenstaande is de story niet meer dan een samenvatting van de gegevens die de gebeurtenis vormen. Er zijn verhalen waarbij dit voldoende is, zoals bij de beschrijving van een toevallig voorval, waarop de personages weinig tot geen invloed hebben. Zo is er het voorbeeld van Jos die een boswandeling maakt en met zijn voet een dikke tak wil tegenhouden die van een boom afbreekt, juist op het moment dat hij daar onderdoor loopt, waardoor Jos zijn voet breekt en urenlang moet wachten tot er hulp komt in de persoon van de boswachter. Einde verhaal. Dit is de oppervlaktestructuur. Je denkt dan eerder aan een krantenartikel dan aan een verhaal.

Interessanter is natuurlijk de gegevens zodanig te nuanceren dat de lezer zich persoonlijk betrokken gaat voelen bij Jos. Je laat dan weten waarom wil hij zijn wandeling wil maken, je geeft een inkijkje in zijn persoonlijkheid, voegt handelingen, gedachten, herinneringen toe. Hierdoor nodig je de lezer uit tot meedenken: is het wel zo’n goed idee dat Jos in zijn eentje een boswandeling maakt? Want er is noodweer voorspeld en Jos lijdt onder liefdesverdriet. De lezer verwacht nu dat er wel iets fout móet gaan, en hij wil weten wát en hoe Jos hiermee zal omgaan. Wanneer je bij je lezer deze verwachting creëert is hij – voor de duur van het verhaal, en wie weet, nog lang daarna – persoonlijk betrokken bij Jos. Wellicht identificeert hij zich met Jos en veranderen zijn eigen doelen ten aanzien van liefdesverdriet en boswandelingen. Als dat gebeurt, heb je een levenslange verandering bij je lezer bewerkstelligd. Het hoogst haalbare voor een schrijver!

Ordening: ab ovo, in medias res, post rem
Om bij Jos te blijven: je kúnt natuurlijk het verhaal als een chronologische story opdienen. Dat is de meest gemakkelijke manier. Eerst gebeurde dit, toen dat, en daarna was het verhaaltje uit. Maar als je er méér van wilt maken, dan kun je de gebeurtenissen slim ordenen, waardoor de boodschap van je verhaal vele malen sterker wordt.

Zo kun je ervoor kiezen om het verhaal bij het begin te laten beginnen: ‘Dat jaar viel 7 april op zondag en Jos wist dat dit dé dag was om een boswandeling te maken. Voor de eerste keer in zijn leven geheel alleen.’ Een dergelijk verhaalbegin heet ab ovo.

Je kunt ook de lezer midden in de gebeurtenis dumpen: ‘Daar zat Jos, in het gras naast het bospad, met zijn linkerschoen in zijn hand, zijn voet haaks op zijn enkel, de EHBO-koffer thuis en een dreigende lucht die noodweer voorspelde.’ Zo’n verhaalbegin heet in media res

En er is de mogelijkheid om het verhaal te laten beginnen bij het eind: ‘Jos wierp de verpleegster een kushandje toe. Bij wijze van groet wiegde ze met haar heupen toen ze de ziekenkamer verliet.’ Dit verhaalbegin heet post rem.

Bij alle drie de opties schik je de verhaalgegevens en verwikkelingen rondom de kern van de gebeurtenis en het personage met als doel des te duidelijker naar voren te brengen waar je op inzet met je verhaal. De thematiek is daarbij leidend.

Thematiek
Een verhaal heeft pas echt inhoud wanneer er een thematiek aan verbonden is: wat wil je impliciet met je  verhaal vertellen? Waar draait het om? Dat je nooit in je eentje een boswandeling moet maken? Dat je altijd voorbereid moet zijn op noodweer? Dat je altijd je EHBO-koffer bij je moet hebben? Dat verpleegsters te verleiden zijn?

Vraag je ook af waarom je voor deze thematiek koos. Wat is je eigen betrokkenheid? Wil je mensen vermaken? Ze iets leren? Ze waarschuwen? Waarom?

In dit artikel lees je specifieke elementen waarmee je een plot bouwt:

* voorbereiding,
* volgorde,
* plotten,
* een voorbeeld van concreet plotten in 12 stappen.